Hoofdstuk 1
"Pas op, een lantaarnpaal"
Sophie en Daphne waren een leuk balspel aan het spelen op straat. Nu weet ik niet precies wat voor spel het was, maar het was in ieder geval erg spannend en de rode bal werd daarbij hard gegooid. Zo hard eigenlijk, dat de bal tegen de muur stuiterde en met een flinke vaart recht op een meneer afvloog die net de straat in kwam lopen. Daphne en Sofie wilden de meneer nog waarschuwen maar het was al te laat. De bal stuiterde tegen de schouder van de meneer aan.
'Auw drommels!' riep de meneer boos en geschrokken tegelijk. 'Ga wat anders doen dan hier in de weg te staan! Ik heb het druk ja! Heel erg druk! Het is altijd druk! En dan is er geen tijd voor stomme spelletjes! Ga wat anders doen!'
Terwijl de meneer met een vuist in de lucht zwaaide en boos om zich heen schreeuwde, had hij niet door dat hij op een lantaarnpaal afliep. En ook hiervoor wilden Sophie en Daphne de meneer waarschuwen maar het was wederom te laat. Hij knalde met zijn hoofd flink tegen de lantaarnpaal aan.
De meneer zag een paarse flits met witte stippen en hoorde een deurbel in z'n hoofd.
'Ja, kom binnen!' riep de meneer die helemaal in de war was door de flinke botsing.
Hij voelde aan de grote bult die op z'n hoofd aan het groeien was.
'Auwtsj' zei de meneer zachtjes. 'Waar... ben ik? Wie ben ik?'
Hij keek verward om zich heen en aaide nog een keer over zijn kale hoofd waar de bult alsmaar groter werd.
'En... waar is mijn haar? Ik heb geen haar meer!' riep de meneer geschrokken. Een paar meter naast de lantaarnpaal lag een toupetje van de meneer die hij door de klap was kwijtgeraakt.
'Oh gelukkig' zuchtte de meneer opgelucht. 'Daar is mijn haar, zo te zien heb ik grijs haar.'
Hij liep naar een grijze duif toe die net een stukje patat van de stoep aan het eten was. De meneer greep de duif van de stoep en zette deze op zijn hoofd.
'Zo' zei de meneer blij. 'Ik heb mijn haar weer terug.' De duif begreep er niks van maar dacht dat dat ze op een ei zat te broeden - maar dit was natuurlijk een grote bult - en bleef lekker zitten.
Sophie en Daphne keken op een afstandje naar de meneer en onderzochten samen de lantaarnpaal.
'Dat was een flinke botsing' zei Sophie. Zie die lantaarnpaal, er zit zelfs een deuk in.'
'Volgens mij gaat het niet zo goed met die meneer, Sophie' zei Daphne.
'Geen idee, zei Sophie. 'Hij ziet er prima uit. Behalve dan die hele grote bult op z'n hoofd.'
'Hij kijkt verdwaald om zich en hij zette net een duif op zijn hoofd' zei Daphne. 'We moeten hem helpen. Het is tenslotte misschien wel een beetje onze schuld dat hij tegen de lantaarnpaal is gelopen.'
Hoofdstuk 2
"Naar huis graag!"
Op dat moment stopte er een bus bij de bushalte vlakbij de man.
'Wat fijn', zei de meneer hardop. 'Misschien weet de buschauffeur waar ik woon'.
Daphne en Sophie zagen de meneer naar de de bus lopen en renden er naartoe.
De meneer stapte in de bus en zei tegen de buschauffeur: 'naar huis, graag!'.
De buschauffeur keek naar de duif die op het hoofd van de meneer zat en de duif keek ongeïnteresseerd terug.
'Ik weet niet waar uw huis is, meneer' zei de buschauffeur vervolgens alsof er niks aan de hand was.
'Maar als u naar huis wilt, moet u wel betalen voor deze busrit'.
'Betalen... betalen... natuurlijk' zei de man. Hij voelde in zijn broekzakken en haalde daar een verkreukeld briefje van 5 euro uit.
'Is dit genoeg, busmeneer?' vroeg de man.
'Daarmee komt u in het volgende dorp' zei de buschauffeur.
'Misschien woon ik daar wel', zei de man.
'Wie weet', zei de buschauffeur.'
De meneer gaf de 5 euro aan de buschauffeur en ging achterin de bus zitten en keek naar buiten.
'Misschien woon ik wel in het volgende dorp', zei hij nog een keer tegen zichzelf.
Terwijl de bus begon te rijden, kwamen er twee meisjes naast de bus rennen. Ze zwaaiden flink met hun armen.
Ach hoe leuk, dacht de man. Die meisjes zwaaien mij uit. De meneer zwaaide terug.
'Meneer, stap uit de bus!' schreeuwden Daphne en Sophie terwijl ze met hun armen naar de meneer zwaaiden.
Maar de meneer begreep het niet en zwaaide gewoon blij terug. En de duif fladderde met zijn vleugels alsof ze ook aan het zwaaien was.
De bus reed nu te hard en Daphne en Sophie konden de bus niet bijhouden.
'We moeten die meneer tegenhouden!' riep Daphne. 'Straks verdwaald hij nog of zoiets.'
'Hoe doen we dat dan?' vroeg Daphne. 'Zelfs als we heel snel zouden fietsen, kunnen we zo'n snelle bus nog niet bijhouden.'
Beiden keken ze om zich heen.
Hoofdstuk 3
"Het ruikt hier naar pindakaas"
'Daar, kijk!' riep Sophie. 'Daar staat een taxi!'
Sophie en Daphne renden met de rode bal onder hun arm naar de gele taxi, stapten achterin en sloegen de autodeur dicht.
'Getsie' zei Daphne. 'Het ruikt hier naar pindakaas ofzo.'
'Ja, wat is dat?' vroeg Sophie.
De taxichauffeur die achter het stuur van de taxi zat draaide zich om.
'Dat is mijn lunch' zei ze.
Op haar schoot stond een grote pot pindakaas. Ze stopte een lepel in de pot en graaide er een klomp pindakaas uit en at het vervolgens van de lepel af.
Sophie en Daphne keken een beetje vies.
'Zo lekker... pindakaas...' zuchtte de taxichauffeur. 'Ook Snotje smult ervan.'
En voordat Sophie en Daphne konden vragen wie Snotje was, sprong er een eekhoorn onder de autostoel van de taxichauffeur vandaan en klom op het stuur.
De taxichauffeur smeerde een beetje pindakaas op het snuitje van Snotje. Die likte het gelijk van zijn snuitje af.
'Dus...' zei de taxichauffeur, 'wat doen jullie in mijn taxi?'
'We moeten een bus volgen die net vertrokken is!' riep Daphne tegen de taxichauffeur.
'Dat is nou heel vervelend voor jullie, maar nee' zei de taxichauffeur. 'Ik heb pauze. En dus is het tijd voor mijn kruiswoordpuzzel.' Ze pakte een pen en een puzzelboekje en ging onderuit zitten.
'Zouwen juwwie nu uiwt mijn taxi willen stapwen?' vroeg de taxichauffeur met een mond vol pindakaas.
'U begrijpt het niet!' riep Sophie. 'Het is een noodgeval!'
De taxichauffeur draaide zich nu om een keek nieuwsgierig naar Sophie en Daphne.
'Een noodgeval?' vroeg ze.
'Ja! Een noodgeval!' riepen Sophie en Daphne tegelijk.
Ze vertelden het verhaal over de man. Dat hij heel hard tegen een lantaarnpaal was gelopen. En dat hij daardoor niet meer wist wie hij was. Of waar hij was. En dat hij een hele grote bult op zijn hoofd heeft. Waar nu een duif op zit te broeden. En dat ze bang waren dat hij zou verdwalen. En dat hij nu in een bus was ingestapt zonder dat hij waarschijnlijk weet waar hij naartoe gaat.
'Oh nee wat erg!' schreeuwde de taxichauffeur geschrokken van het verhaal. Ze zette haar pindakaaspot aan de kant.
'Hoor je dat, Snotje? Iemand heeft hulp nodig.'
De taxichauffeur zette een chauffeurspet op en deed haar veiligheidsgordel om.
'Doen jullie ook jullie gordel om?' vroeg de taxichauffeur aan Sophie en Daphne.
'Want dit kan een wilde rit worden.'
'Maar weet je wel waar je naartoe moet?' vroeg Daphne aan de taxichauffeur. 'Want de bus is al weg' vulde Sophie aan.
'Ík weet het niet' zei de taxichauffeur. 'Maar Snotje wel.' Snotje zat nog steeds op het stuur, keek door het voorruit naar buiten en wees met zijn kleine pootje rechtdoor.
Sophie en Daphne hadden hun veiligheidsgordel nog maar net om en de taxi begon te rijden. Terwijl de taxi reed wees Snotje naar links en de taxi sloeg linksaf. Snotje wees naar rechts en de taxi ging rechtsaf. Af en toe stopten ze voor een verkeerslicht en reden ze een rondje om een rotonde. Sophie en Daphne vroegen zich af of Snotje echt wist waar hij naartoe wees, of dat het toch gewoon een eekhoorn was die eigenlijk geen flauw idee heeft wat 'ie aan het doen was.
Hoofdstuk 4
"Weet iemand waar mijn huis staat?"
Ondertussen stopte de bus in het volgende dorp. De meneer stapte blij de bus uit en bedankte de buschauffeur voor de rit. De buschauffeur zwaaide vriendelijk terug - weliswaar nog steeds verbaasd over de duif op de meneer zijn hoofd - en reed weg. De meneer bleef zwaaien tot de bus uit zicht was en keek vervolgens om zich heen. Dit zou het dorp moeten zijn waar hij misschien woont.
Alleen... herkende hij nog helemaal niks. Dus liep de meneer maar een beetje door de straten. Hopend dat hij iets zou tegenkomen wat hij misschien herkende. Maar dat had geen succes. Dus bedacht de meneer: het is jammer dat ik hier niks herken. Maar misschien herkennen andere mensen mij wel! En dat bedacht hebbende, begon te meneer te roepen.
'Hallo dorp waar ik misschien woon!'
De duif op zijn hoofd schrok van zijn harde stem en begon te fladderen van schrik.
'Wie kent mij!' riep de meneer vervolgens.
'Herkent iemand mij?!'
'Weet iemand waar mijn huis staat?'
Maar er was niemand op straat. En dus was er niemand om hem te helpen. Hij schreeuwde nog een beetje bij mensen in de voortuin en op een hoek van de straat. Maar niemand reageerde.
De meneer liep met een gebogen hoofd terug naar de bushalte waar hij eerder uit de bus was gestapt. Hij voelde zich een beetje eenzaam en verdwaald. Op de bushalte zag hij een advertentieposter hangen van een droomvakantie op een tropisch eiland. Met witte stranden en palmbomen. En een hele mooie lichtblauwe zee.
'Hmmm' murmelde de meneer hardop.
Hij bedacht zich dat hij misschien wel woonde op dat tropische eiland. Hij pakte de duif van zijn hoofd af. Want ik kan mijn haar gewoon van mijn hoofd afhalen. Net als Lego. En dat is logisch, want je hebt waarschijnlijk helemaal geen haar nodig op een eiland waar het altijd warm is omdat de zon er altijd schijnt. En als je dan wel ergens komt waar het regent en koud is, zet je je haar gewoon weer op.
De meneer was weer helemaal blij. 'Ik woon op een tropisch eiland!' schreeuwde hij bij de bushalte. De duif schrok van zijn geschreeuw en vloog een rondje om de bushalte en ging weer op de meneer zijn hoofd zitten.
Maar toen schoot er een nieuwe gedachte binnen bij de meneer. Hoe kwam hij eigenlijk op het eiland? Zou er een bus naartoe rijden?
Nee, natuurlijk niet dacht de meneer. Want een eiland ligt op zee, en dus is een eiland omringd door veel water. Een bus kan toch niet over het water rijden. Maar misschien kan ik er met een boot komen! Maar dan moet ik wel naar een haven die aan de zee ligt. Want in het dorp waar hij nu stond vertrekt waarschijnlijk geen boot naar een eiland.
En terwijl hij dat dacht, reed er net een taxi de straat in. 'Oh wat een geluk!' zei de meneer. 'Dan kan ik mooi met de taxi naar de haven worden gebracht!'
Hoofdstuk 5
Naar de haven, graag!
En laat het nou net de taxi zijn waar Sophie en Daphne ook in zaten. Snotje wees met zijn pootje rechtdoor maar gaf opeens een stopteken.
'Daar!' riep Sophie. 'Daar staat de meneer!' riep Daphne. De taxichauffeur parkeerde de taxi bij de bushalte waar de meneer stond die zijn hand opstak om de taxi aan te houden. De meneer stapte gelijk achterin de taxi.
'Hallo!' zei hij vrolijk tegen de taxichauffeur. 'Naar de haven, graag!'
'Gaan jullie ook naar een tropisch eiland?' vroeg hij vervolgens aan Sophie en Daphne. 'En waarom ruikt het hier zo vreemd naar pindakaas?'
De taxichauffeur gaf de meneer de pindakaaspot met een lepel erbij.
'Eet maar een beetje meneer, ik denk dat u wel een beetje trek hebt na uw ongeval.'
'Ongeval?' vroeg de meneer verbaasd.
'Herkent u ons dan niet, meneer?' vroeg Daphne voorzichtig.
De meneer keek Sophie en Daphne vragend aan terwijl hij een hap pindakaas nam.
'Wacht eens even... er staat me iets bij' zei de meneer en hij leek zich iets te kunnen herinneren.
'Oh ik weet het weer!' riep hij. 'Zijn jullie een keer op televisie geweest met dat ene bakprogramma? Waar je taarten bakt enzo?'
'Eh nee' zei Sophie. 'We gooiden per ongeluk een bal naar u toe en toen liep u tegen een lantaarnpaal aan.'
'En toen wist u niet meer wie u was, of waar uw was' vulde Daphne aan.
'Toen zijn we in deze taxi op zoek gegaan naar u' zei de taxichauffeur. 'We hebben u gevonden dankzij Snotje.' Trots wees de taxichauffeur naar Snotje, die op het stuur stond en nog steeds een stopteken gaf met zijn pootje.
De meneer keek even moeilijk. Hij haalde de duif van zijn hoofd en voelde aan de bult die gelukkig alweer kleiner was geworden.
'Ik weet het weer. Mijn naam is meneer Brandsen' zei de meneer. 'En ik was op weg naar mijn werk.'
Sophie en Daphne waren even bang dat de meneer weer boos ging worden, nu hij het zich weer herinnerde wat er gebeurd was.
Maar dat gebeurde niet.
'Bent u niet boos?' vroeg Sophie verbaasd aan de meneer.
'Boos?' zei de man. 'Welnee! Ik ben juist blij want dit was een leuk avontuur! Ik ben altijd zo druk, het is altijd druk. En het is altijd druk op het werk. Waardoor ik nooit eens tijd heb om wat leuks te doen, zoals dat leuke balspel wat jullie deden. En dankzij jullie en dit leuke avontuur weet ik juist weer dat ik meer leuke dingen moet gaan doen.
Daphne gaf de rode bal aan Meneer Brandsen. 'U mag deze hebben, dan kunt u ook een leuk balspel gaan doen' zei ze.
Meneer Brandsen werd een beetje stil van dit gebaar.
'Weet je wat ik ga doen?' zei Meneer Brandsen vervolgens. 'Ik ga een lange vakantie houden op een tropisch eiland en dan neem ik deze bal mee. En de duif gaat ook mee. Kunt u mij naar huis brengen, mevrouw de taxichauffeur?'
Gek genoeg wist Snotje waar het huis was en wees met zijn pootje de juiste kant op. Aangekomen bij het huis, stapte meneer Brandsen uit. Hij zette de duif weer op zijn hoofd en bedankte iedereen. 'Dag allemaal!' zei hij vrolijk en zwaaide de taxi uit.
De taxichauffeur bracht Sophie en Daphne vervolgens ook thuis. Sophie en Daphne bedankten de taxichauffeur hartelijk voor de grote hulp. De taxichauffeur glunderde van trots.
Tot slot gaven Sophie en Daphne nog een aai over de bol van Snotje, die nog steeds op het stuur zat.
De taxi reed weg en Sophie en Daphne liepen hun huis binnen. Dit avontuur was voorbij. Waarschijnlijk zouden ze nooit meer iets horen van de meneer en ze hoopten dat hij voor altijd blij zou zijn en leuke dingen kon doen.'
Hoofdstuk 6
Het ansichtkaartje
Tot ze aantal weken later een pakketje thuisgestuurd kregen. In het pakketje zat een nieuwe rode bal. Ook zat er een ansichtkaartje bij waarop een mooi strand stond afgebeeld. Op de achterkant van het kaartje stond een geschreven tekst:"
'Het is hier geweldig en lekker warm.
Het is zelfs zo geweldig dat we besloten hebben om hier voor altijd te blijven.
We hebben al veel met de bal gespeeld.
Maar we voelden ons schuldig dat jullie nu geen bal meer hebben om mee te spelen. Daarom stuur ik jullie een nieuwe.
Veel plezier ermee!
Groetjes, Meneer Brandsen en de duif.
PS: de duif zit niet meer op mijn hoofd want ze heeft nu een echt ei gelegd!'
Einde
Dit verhaal delen?
Kopieer link