Hoofdstuk 1
Het vreemde telefoontje
Maura zat aan de tafel te knutselen, toen de telefoon ging. Ze pakte de telefoon op. Hallo, met Maura, zei Maura vriendelijk en beleefd. Het bleef stil. “Hallo?” zei Maura weer. “Je moet me komen ophalen, Maura” zei een gekke hoge stem aan de telefoon. “Wie is dit?” vroeg Maura verbaasd. “Apie” zei de stem kortaf. Hij klonk een beetje bang. “Kun je me komen halen? Er is wat haast bij. Kom naar de Dierenstraat 4, en dan naar hok 5. Oh en neem een warme jas, een korte broek en een heel brood mee.” De verbinding werd verbroken. “Tuuut-tuuut-tuuut” zuchtte de telefoon.
Dat is raar, dacht Maura. Wie was dat? Wat is er bij Dierenstraat 4, hok 5? En waarom moet ik een warme jas, korte broek en een heel brood meenemen? De gekke stem klonk erg bang. Misschien moest Maura toch maar even gaan kijken. Iemand had misschien wel hulp nodig. Maura wist waar de Dierenstraat 4 was, daar was namelijk de dierentuin. Wat een gekke plek, dacht ze. Met een warme jas, een korte broek een een heel brood onder haar arm, liep Maura naar Dierenstraat 4. Nog niet wetend, dat ze een dag zou meemaken om nooit meer te vergeten.
Hoofdstuk 2
De reis naar de Noordpool
“Aaah, hier moet het zijn” mompelde Maura tegen zichzelf toen ze voor hok 5 stond. In hok 5 stonden bomen met touwen en autobanden. Maar verder was er helemaal niks te zien. Zou ze dan toch in de maling zijn genomen aan de telefoon? Ze voelde zich ook wel een beetje raar met een dikke jas, een korte broek en een heel brood onder haar arm.
“Pssst, Maura, hier!” zei een stemmetje zacht. Maura keek in het hok. “Nee hier! Hierzo!” Maura keek nu naar een struikje naast hok 5. Uit het struikje kwam een klein aapje tevoorschijn, zo klein als je hand. Het kleine aapje, met een ketting waar een zilveren sleutel aan hing, klauterde naar Maura’s schouder. Hij fluisterde in Maura’s oor: “Maura, we moeten nu gaan, voordat ze erachter komen dat ik ben ontsnapt. Ga naar de parkvijver, daar wordt het duidelijker”.
Zonder vragen te stellen liep Maura naar de parkvijver buiten de dierentuin waar Maura wel vaker kwam, om de eendjes stukjes brood te voeren. “Dank je voor de ontsnapping Maura” zei het aapje met zijn gekke hoge stem. “Ik wil wat kostbaars ophalen, waarvoor ik deze zilveren sleutel nodig heb die ik bij me draag. Als je met me mee wilt, gooi dan het brood in de vijver”. Maura, nog steeds verbaasd van de pratende ontsnapte aap met de zilveren sleutel om zijn nek, twijfelde even aan het verhaal van het gekke aapje. Maar hee, gekker kon het toch niet worden, dus gooide Maura het hele brood in de vijver.
Tientallen eenden en misschien wel honderden meeuwen kwamen op het brood af. Maar binnen enkele tellen waren ze ook weer verdwenen, terwijl het brood nog in het water dreef. “Dat is vreem…”. Maura kon haar zin niet afmaken. Er kwam een ENORME gele eend aanzwemmen. Misschien wel zo groot als een hele grote beer. De eend at het brood in één keer naar binnen en kwam naar de kant drijven waar Maura en Apie stonden. Maura deed een stapje achteruit. “KWAAAAAAAK!!!” snaterde de enorme eend. “Hallo Breend!” zei Apie tegen de eend. “Wil jij ons brengen naar de Noordpool? Want daar moet ik iets ophalen”. Breend de eend zei niks, maar draaide zich om met zijn gele staart naar de kant, zodat het net een loopplank was. Apie en Maura liepen over de staart en gingen zitten op de rug van Breend. En zo bracht Breend ze vanaf de parkvijver naar de Noordpool, een flinke en vooral koude reis. Maar Maura en Apie waren warm, ze zaten onder de warme dikke verenlaag van Breend. Breend meerde aan op een plek van de Noordpool die Apie had aangewezen.
Het was erg mistig op de Noordpool, en het sneeuwde een beetje. Maura trok de dikke warme jas aan die ze had meegenomen. Die kwam nu wel van pas. Apie gaf Breend een knuffel, en Breend keerde zich om en zwom weg, de dichte mis in, en verdween.
Hoofdstuk 3
'Ahooooy hooooy'
“Het is nog een klein stukje lopen, Maura!” zei Apie. Om warm te blijven verstopte hij zich onder de winterjas van Maura. En zo liepen ze samen over de mistige koude Noordpool. Het was inderdaad niet ver lopen, want al snel kwamen ze een grote besneeuwde steen tegen. “Hier is het!” piepte Apie. Maura veegde de sneeuw van de steen en er werd wat leesbaar. Op de steen stond met rode letters beschreven: “Aapieh’s ijgundom”. Apie kroop uit Maura’s warme jas en begon in de sneeuw naast de steen te graven en pakte iets wat leek op een kistje.
Maura veegde met haar mouw de sneeuw van het kistje af en bekeek het van dichtbij. Het was een klein kistje, of eigenlijk eerder een klein houten doosje met een hangslotje. Apie gaf de zilveren sleutel die om zijn nek hing. Maura zette de sleutel in het doosje en draaide het slotje open. “Klik!” zei het slotje en sprong open. Maura werd erg nieuwsgierig, na zo’n lange reis op een grote eend was ze wel benieuwd wat er in dat kistje zat. Apie ging voor het doosje zitten en deed voorzichtig het dekseltje van het doosje open. Maura hield door alle spanning haar adem in en keek mee over het schoudertje van Apie. Apie greep met zijn armpje in het kistje en pakte…
… een gouden sleutel. “Een sleutel? Echt? Alweer een sleutel?” riep Maura teleurgesteld en verbaasd tegelijk. “Oh nee hoor. Dat is niet alles” zei Apie. Apie greep weer in het kistje en haalde er dit keer een tros bevroren bananen uit. “Tadaa!” riep Apie. “Voor onderweg!”. “Je bent de domste slimste aap die ik ooit heb gezien” zei Maura. “Waar moeten we dan nu naartoe?” Apie poetste de gouden sleutel op met zijn armharen tot deze mooi glinsterde en hing hem aan zijn nek. “Dat zul je snel genoeg zien” zei Apie blij.
En dus liepen Apie en Maura naar de plek waar Breend de eend hen had gebracht. Maar er was geen Breend. Er was alleen maar sneeuw, water en mist. “Eventjes geduld” zei Apie. “Ze komen er zo aan”.
“Ahooooy hooooy?” hoorde Maura een stem vanuit de verte. “Ahoooy Kapitein!” riep Apie terug. In de mist zag Maura nu een zacht lichtje, die steeds dichterbij kwam. Maura zag de bovenkant van een roze duikboot aankomen. Bovenop de roze duikboot stond een man in een paars regenjas met een zwarte baard en twee ooglapjes.
“Ahoy Apie” zei de kapitein. “We zijn weer stipt op tijd, komen jullie aan boord?” De kapitein verdween in de duikboot. Apie sprong enthousiast op de duikboot en klom naar binnen. Maura stond nu alleen, ze twijfelde of ze wel aan boord moest gaan. Een kleine roze duikboot? Een kapitein met twee ooglapjes? Dit avontuur begon wat vreemd te worden. Maar alleen op de ijskoude Noordpool staan was ook geen goed idee.
Maura klom de trap van de duikboot af. Ze kwam in een krappe ruimte terecht waar ze nog net kon bewegen. Hier stond een vrouw aan het stuur van de duikboot. Ze was erg geconcentreerd en drukte allemaal knopjes in en draaide aan het stuur. Er stond nog een trap, en Maura klom verder naar beneden. Maura’s mond viel open van verbazing. Ze kwam in een enorme woonkamer terecht. Ze zag een open haard, waar een vrolijk vuurtje knetterde. Voor het haardvuur stonden drie grote stoelen. De muren van de woonkamer waren gemaakt van boekenplanken en stonden vol met boeken.
De kapitein en Apie zaten al in een stoel, en ook Maura ging zitten in een grote stoel. De kapitein roosterde de bevroren bananen van Apie boven het vuur en deed ze tussen twee grote koekjes. De koekjes deed hij vervolgens tussen een broodje. En dit broodje rolde hij weer tussen een pannenkoek. Het klonk gek en een beetje vies, maar het was het lekkerste wat Maura ooit had gegeten. Dat vond Apie ook, hij zat onder de banaan terwijl hij het broodje naar binnen duwde. Het beestje werd helemaal gek en sprong heen-en-weer op de stoel.
En nadat Maura het broodje op had en naar het warme gezellige knetterde haardvuur keek, viel ze uitgeput in slaap, in de grote stoel, in een roze duikboot.
Hoofdstuk 4
Het onbewoonde eiland
Maura werd wakker, en zag dat het haardvuur uit was. Maar het was nu een stuk lichter binnen. Ze zag nu allemaal raampjes, waar gekleurde visjes langs zwommen in lichtblauw water. Maura beklom de twee trappen naar boven. Daar stonden de Kapitein en Apie op het dek. Voor hen lag een groot eiland. Een warme jas was niet meer nodig, het was warm! Terwijl Maura sliep was de duikboot vanaf de Noordpool naar de andere kant van de wereld gevaren naar een subtropisch onbewoond eiland. De roze duikboot kwam nu bijna aan de kant van het eiland. Apie bedankte de kapitein. “Kom Maura!” riep Apie en sprong van de duikboot af en rende het eilandstrand op. De kapitein knikte naar Maura. Maura, nu in korte broek, zwaaide naar de kapitein en rende ook het strand op, Apie achterna terwijl achter haar de roze duikboot in de diepe zee verdween.
Apie rende hard, en Maura rende er zo snel mogelijk achteraan. Ze renden van het strand af, het dichte oerwoud van het eiland in. Het was moeilijk om door het oerwoud heen te komen, de grote bomen, bladeren, slingers en planten groeiden dicht tegen elkaar aan. Maar Apie wist de weg. Toen stond hij opeens stil en keek hij omhoog. Voor hem stond de hoogste boom van het hele oerwoud. “We zijn er, klim je mee, Maura?” Apie klom moeiteloos de grote boom in, helemaal naar de top. Maura klom met Apie mee, maar het duurde wel een stuk langer voordat ze helemaal boven was. Maar eenmaal boven zag Maura gelijk waarom ze naar boven waren geklommen. Op één van de grote takken stond een kistje. Zoals je begrijpt werd Maura nu wel heel erg nieuwsgierig. Als het maar niet nog een sleutel is, want dan werd de reis wel heel lang.
Apie pakte de opgepoetste gouden sleutel en opende het slotje van het kistje. “Klik!” zei het kistje. Apie opende het kistje… en daar haalde hij een heel klein banaantje uit. Zo klein als een gummetje. Maura snapte er helemaal niks meer van en kon daardoor ook niks meer zeggen. Waarom hebben ze die hele reis gemaakt, voor een klein banaantje, zo klein als een gummetje, terwijl je overal op de wereld bananen kunt krijgen. Zelfs in de dierentuin!
En terwijl Maura dat dacht, kwam uit het niks een touwladder naar beneden vallen. Maura schrok en keek naar boven. Daar zweefde een kleine luchtballon. De ballon was gemaakt van verschillende aan elkaar genaaide lapjes, in alle kleuren. Uit het mandje van de luchtballon kwam nu een hoofd tevoorschijn, een meisje met een grote hoed en een pilotenbril. “Zijn jullie er klaar voor? Klim naar boven, dan gaan we!” schreeuwde het meisje naar beneden. En zo ging de reis terug huis, zwevend door de wolken met een mooi uitzicht over de wereld.
Hoofdstuk 5
Apie's bananenplan
Terug in de dierentuin ging Apie weer in hok 5 zitten, waar hij het kleine banaantje uit het kistje in de grond plantte. Apie stampte de grond nog even goed aan, gaf Maura een knipoog, en ging op een tak liggen waar hij in slaap viel. Maura ging een beetje teleurgesteld naar huis toe. Maar toen ze een paar dagen later weer op bezoek kwam om te vragen wat er nou zo belangrijk aan het banaantje was, stond er tot Maura’s verbazing een reuze bananenboom in hok 5, waar duizenden bananen aanhingen. Het was niet zomaar een klein banaantje die Apie in de grond had geplant!
Vanaf dat moment ging Maura elke dag naar de dierentuin, waar ze bij hok 5 samen met Apie een banaantje at, die ze te danken hadden aan dat gekke onverwachte avontuur.
Einde
Dit verhaal delen?
Kopieer link