Hoofdstuk 1
Herfhst is vermist
Vier keer per jaar, als de wind, de zon, de maan en de sterren goed stonden, dan kwamen de seizoenen bij elkaar om van seizoen te wisselen. Winther, een grote jongen met een grote witte baard waar de sneeuwvlokjes uit dwarrelden. Herfhst, een jongen met een lange jas van gekleurde bladeren en beukennootjes. Zohmer, een meisje met geel lang haar tot aan haar voeten. En Lenthe, een meisje met een jurk van echte bloemen waar de mooiste vlinders altijd omheen vlogen.
Tijdens deze bijeenkomst werd de seizoenswisselketting overgedragen aan het volgende seizoen. En zodra het seizoen deze ketting omdeed, dan eindigde het ene- en begon het nieuwe seizoen. Daarna hielden ze een klein feestje, om de geslaagde seizoenswisseling te vieren.
Het was nu de beurt van Zohmer om de ketting over te dragen aan Herfhst. Maar Herfhst was er nog niet, terwijl iedereen altijd precies op tijd was. Dus konden Winther, Lenthe en Zohmer niet anders dan nog even te wachten. Maar na een lange tijd gewacht te hebben was Herfhst er nog steeds niet. Dit was in duizenden jaren nog nooit voorgekomen. De seizoenen werden ongeduldig en begonnen zich zorgen te maken. Vandaag moest de wisselketting overgedragen worden aan Herfhst.
De seizoenen besloten om naar het huis van Herfhst te gaan, een klein houten huisje naast de grote oude eik, bovenop de hoogste heuvel. Vanaf deze hoge heuvel kon Herhfst vanuit zijn raam over het hele bos kijken. Zo hield hij alle veranderingen goed in de gaten; de kleuren van de bladeren, dieren zoals eekhoorntjes en beren die zich voorbereidden op hun winterslaap en vogels die naar het warme zuiden vlogen.
Toen de drie seizoenen bij het huisje bovenop de heuvel aankwamen, hoorden ze een hoge fluit. De deur van het huisje stond op een kier, en voorzichtig liep Lenthe dapper als eerste naar binnen en het gefluit werd nu een stuk luider. “Herfhst?” zei Lenthe voorzichtig. “Ben je thuis?” Maar er leek niemand thuis te zijn. Lenthe ontdekte waar de hoge harde fluit vandaan kwam. Op het fornuis stond nog een rode fluitketel op het vuur, en het water kookte. Lenthe zette het vuur uit en het gefluit van het keteltje verdween. Op het tafeltje bij het raam stond een kopje met een theezakje klaar. Naast het kopje stond een bord met zelfgemaakte tamme kastanjekoekjes, die Herfhst zelf altijd zo lekker maakte. Uit één van de koekjes miste zelfs een hapje.
Wat was hier aan de hand? Inmiddels stonden ook Winther en Zohmer in het huisje. Samen zochten ze in elke hoek naar aanwijzingen waar Herfhst gebleven zou kunnen zijn. Onder de bank, in de koelkast, onder de tafel, achter de geruite gordijntjes en zelfs onder de deurmat. “Hijw isw hieuwwr niewt” murmelde Winther met volle mond, terwijl hij een tamme kastanjekoekje at. De kruimels bleven hangen in zijn witte baard.
Ja… waar kon Herfhst toch zijn? dacht Lenthe. Waarom zou hij er niet zijn op deze belangrijke seizoenswisseldag? Hij was met haast vertrokken, want de fluitketel stond nog op het vuur en zijn koekje was niet opgegeten. Was hij… meegenomen of zelfs ontvoerd? Dat kon toch niet? Wie wilde Herfhst nou ontvoeren? En met welke reden? Ze moesten Herfhst vinden, want vandaag moest het herfst worden. Maar waar begin je dan met zoeken?
Toen kwam Zohmer binnengerend, ze had buiten het huisje bandensporen ontdekt. En dat was vreemd, want Herfhst had helemaal geen auto. Toen Lenthe op het bandenspoor ook een platgereden aardbeienijsje zag liggen wist wist ze het meteen, er was maar één persoon dit gedaan kon hebben: de ijscoman.
De ijscoman was meerdere keren met zijn gele ijskarretje naar de vier seizoenen toegekomen. Deze ijsverkoper met een plakkerige snor waar discodip aan hing, wilde graag dat de zomer langer duurde. Want dan kon hij meer ijs blijven verkopen aan zijn oververhitte hongerige klanten. Maar hoe vaak de ijscoman het ook vroeg en smeekte, ook al bood hij ze tienduizend gratis ijsjes aan in alle smaken, de seizoenen negeerden de ijscoman. Ze hadden al een tijdje niks meer gehoord van de ijscoman en dus gingen de vier seizoenen er daarom ook vanuit dat hij de moed had opgegeven.
Tot vandaag. In alle vroegte had hij Herfhst tegen zijn wil meegenomen in zijn gele ijscokarretje, zodat de zomer nog langer zou duren. Misschien hoopte de ijscoman zelfs, zolang hij Herfhst verstopte, de zomer voor altijd zou duren. Zodat hij voor altijd ijs kon verkopen!
Maar wat de ijscoman niet begreep, is dat een te lange zomer een grote ramp zou kunnen betekenen. De wereld heeft niet voor niets vier seizoenen om af te wisselen. Maar wat de gevolgen zouden zijn was niet bekend, het was namelijk nog nooit voorgekomen.
En dus begonnen de drie seizoenen met zoeken. De eerste dag zochten ze door het hele bos onder de heuvel, maar vonden Herfhst niet. De tweede dag hielp ook de politie mee met zoeken, en samen zochten ze door dorp en stad, maar ze vonden Herhfst niet. De derde dag hielp iedereen uit het dorp en de stad mee met zoeken, er werden zelfs helikopters ingezet, maar Herfhst werd niet gevonden. Elk hoekje in het hele land werd uitgeplozen. Iedereen was op zoek naar de ijscoman. Dag in, dag uit.
Dagen werden weken. En terwijl de weken voorbij gingen, begon het groene landschap een rare grijze kleur te krijgen. Ook de lucht, die altijd lichtblauw was, kreeg een vreemde paarse gloed. Het was dan ook duidelijk dat dit de gevolgen waren van een te lange zomer. Het was dan ook maar de vraag wat er hierna zou gaan gebeuren als het nog langer zomer zou blijven. Maar goed zou het niet zijn. Lenthe maakte zich grote zorgen, en hoopte dan ook dat Herfhst snel gevonden zou worden. Maar misschien zou dat wel nooit meer gebeuren.
Maar een dag later kreeg Lenthe een telefoontje van één of andere sheriff uit het dorpje Westcactus. De gele ijskar van de ijscoman zou gevonden zijn op een parkeerplaats naast een kleine snoepwinkel. Van de ijscoman zelf was geen spoor te bekennen, maar ver kon hij waarschijnlijk niet zijn. Zo snel Lenthe kon, trommelde ze de andere seizoenen op om zo snel mogelijk naar Westcactus te gaan om Herfhst hopelijk te vinden.
Hoofdstuk 3
Een wilde achtervolging
Toen de drie seizoenen in Westcactus aankwamen, haastten ze zich naar de parkeerplaats naast de snoepwinkel, waar de ijscokar stond. De politie hield de gele ijscokar al goed in de gaten, wachtend tot de ijscoman met discodipsnor terug zou komen. En dat gebeurde, de ijscoman kwam met een grote pot snoep de snoepwinkel uitlopen en zag al snel de politie staan. Vluchtig sprong hij in zijn ijscokar en reed met gierende banden de parkeerplaats af. De politie en de drie seizoenen zetten onmiddellijk de achtervolging in.
Het werd een wilde achtervolging. Politiewagens, helicopters en een cowboy op een ezeltje, reden met volle vaart achter de ijscokar aan. De gele ijscokar was nog best snel, en maakte allemaal rare bochten en bewegingen om de politie van zich af te schudden. De ijscoman gooide zelfs ijsjes uit het raam van zijn ijscokar, hopend dat de auto’s achter zich van de weg zouden wegslippen. De ijscoman maakte nog gekkere bewegingen met zijn ijscokar, en dat werd zijn wagentje teveel. Eén van zijn wielen brak af en rolde weg. Op drie wielen probeerde de ijscoman nog verder te rijden, maar de ijscokar begon hard in het rond te tollen. Net zo lang, tot de wagen midden op de weg stilstond. De ijscokar werd onmiddellijk omsingeld door vele politieagenten. De dollemansrit was voorbij.
De ijscoman kwam voorzichtig met zijn handen omhoog uit zijn ijscokar tevoorschijn. De drie seizoenen konden zich niet langer inhouden en renden naar het gele ijscowagentje. Zouden Herfhst in het wagentje zitten?
Lenthe zette wederom als eerste een stap in de ijscokar en keek om het hoekje. En gelukkig, achterin het gele wagentje zat Herfhst. Door de wilde achtervolging zat hij onder de ijsjes. Hij was erg blij dat hij eindelijk gevonden was. Toch vond hij het ergens wel jammer, want hij kon zoveel mogelijk ijsjes eten als hij maar wilde. En dat zag je, zijn jas van gekleurde bladeren en beukennootjes paste hem niet meer.
Snel gaf Zohmer de seizoenswisselketting aan Herfhst. Herfhst deed de ketting om en meteen draaide buiten de wind. De lucht kreeg zijn lichtblauwe kleur weer terug en ook het landschap begon zijn herfstkleuren te krijgen.
De ijscoman, die in boeien werd geslagen door de politie, was eigenlijk erg blij dat dit avontuur voorbij was. Hij vertelde dat hij de eerste dagen ontzettend veel ijs verkocht. Door het verkopen van de vele ijsjes, werd hij erg rijk. Hij kocht meteen een groot huis, met negen ijscokarren, een zwembad, 11 kangoeroes, een pony voor in zijn woonkamer, een springkussen en een luchtballon. Maar omdat het zo lang zomer bleef, hadden zijn klanten wel genoeg ijsjes gehad. Welke ijsjes hij ook probeerde te verkopen, ze hadden er genoeg van. Ze hadden weer zin in de herfst, waar ze weer warme chocolademelk konden drinken, de zomer duurde nu te lang. En dus moest hij zijn grote huis, de ijscokarren, het zwembad, de kangoeroes, de pony en het springkussen verkopen. Omdat hij alles kwijt was woonde hij nu in zijn gele ijscokar en had hij net genoeg geld over om een pot snoep te kopen.
En zo kwam alles weer goed. Ook al moest de ijscoman een paar weken de gevangenis in voor wat hij had gedaan, hij had geleerd dat elke seizoen nodig was, om de warme zomer weer te kunnen waarderen.
En de vier seizoenen? Die gingen weer terug, en vierden alsnog een klein feestje om de geslaagde seizoenswissel te vieren.
Met een ijsje.
Einde
Dit verhaal delen?
Kopieer link